Appeltaart maken

• Voeg 300 gram bloem, 15 gram suiker en het zout toe in een beslagkom. Houd de overige suiker en bloem apart. Dit gebruik je later.
• Mix nu de ingrediënten vlug met je handen door elkaar. Voeg nu de boter toe en kneed de boter losjes, maar snel, door het bloemmengsel.
  
  Schenk een scheutje water bij het deeg en kneed opnieuw. Knijp eens met twee vingers in het deeg. Plakt het niet aan je vingers? Voeg dan steeds een scheutje water toe, totdat het deeg wel begint te plakken en zichzelf bij elkaar kan houden. 
• Kneed het deeg in een bal. Werk zo snel mogelijk en pas op dat je niet teveel kneedt, want daardoor kan de korst uiteindelijk een beetje taai worden. Snijd de bal in twee helften en kneed deze tot twee schijven. Als het goed is kun je stukjes boter zien zitten. Dat maakt je deeg lekker kruimelig en dus lekker!
• Wikkel de schijven nu, apart van elkaar, in huishoudfolie en laat deze minstens 30 minuten rusten in de koelkast. Je kunt ze maximaal twee dagen op die manier bewaren.Terwijl het deeg aan het rusten is in de koelkast, heb jij mooi tijd om de appels te wassen – niet schillen! 
• Snijd de appels in smalle partjes en doe ze in een grote kom. Voeg 110 gram suiker, 30 gram bloem en een scheutje citroensap (versgeperst) aan de appels toe. Hussel dit vervolgens goed door elkaar en laat even staan. Giet na 15 minuten het teveel aan vocht af. 
  Verwarm nu de oven voor tot 200 °Celsius.
• Zijn er 30 minuten voorbij? Tijd om de deegschijven uit de koelkast te halen. Laat ze nog even 10 minuten rusten op het aanrecht, zodat ze op kamertemperatuur kunnen komen. Het deeg wordt daardoor ook makkelijker te bewerken.
• Bestuif je aanrecht en je deegroller met wat deeg. Rol de eerste schijf uit. Deze schijf mag best dun worden. Minder dan een halve centimeter zelfs. Als het deeg blijft plakken aan de roller of aan je aanrecht, strooi dan wat extra bloem over het deeg. ​​Plaats de eerste schijf op de bodem van de springvorm. Daarna klem je de springvorm om de bodem heen.
• Rol vervolgens de tweede schijf deeg uit – even dun als de eerste. Snijd er repen van die zo breed zijn als de rand van de springvorm. Zorg dat je wel wat deeg overhoudt om de taart mee te versieren. Beplak nu met deze repen de rand. Zorg dat het deeg van de randen aansluit bij het deeg op de bodem. Gebruik hierbij je vingers om dit aan elkaar te ‘lijmen’.
• Als het goed is, heb je nu een lege taart voor je neus staan. Tijd om die eens goed te vullen met de appels. Verspreid de appelmix evenredig over de taart. 
• Kneed nu het restdeeg tot een mooie bal en rol deze uit tot het deeg dun is. Wederom mag dit minder dan een halve centimeter zijn. Snijd het deeg in smalle reepjes. Deze gebruik je om deegruiten te maken, die je diagonaal op de taart legt.
• Als je klaar bent, klop je een ei in een kommetje. Gebruik een (keuken)kwast om de bovenkant van de appeltaart met dit geklopte ei in te smeren. Je appeltaart krijgt daar een mooi, goudbruin kleurtje van
• Bak de taart een uurtje in de oven. De appeltaart is klaar zodra de korst goudbruin van kleur is geworden. Laat even een halfuurtje afkoelen. Dat is niet alleen lekkerder omdat je je mond niet verbrandt, maar de taart valt dan ook minder snel uit elkaar.