Bereiding

• Maak de lente-ui goed schoon. Snijd de bruine onderkant van de krop botersla, maar zorg er wel voor dat de krop niet uit elkaar valt. Snijd de krop doormidden. Leg de sla in een kom met ruim water en spoel het zand eruit. Schud het overtollige water er af en laat daarna goed uitlekken op bijvoorbeeld een theedoek.
• Verwarm ondertussen een droge koekenpan. Leg de lente-ui in de hete pan en strooi er wat zout op en rooster tot deze zacht wordt en begint te kleuren. Leg daarna de sla er met de opengesneden kant naar beneden naast. Rooster ook de sla in de droge pan tot deze een donkerbruin korstje krijgt.
• Voor een perfect eitje
• Breng een pan met water aan de kook en kook de eitjes (gebruik alsjeblieft verse, want dat is het allerlekkerst) 5 minuten en 45 seconden. Spoel ze daarna af met koud water. Je hebt dan dé perfecte zachtgekookte eitjes! Rol de eieren eerst even over de werkplek zodat je de schaal kneust, daarna pel je de hele schaal lekker makkelijk van het eitje. Snijd de eitjes in partjes.
• Voor de slasaus
• Doe een rauw ei, de mosterd, wittewijnazijn en gembersiroop samen met een kleingesneden half uitje en wat peper en zout in een maatbeker. Mix met de staafmixer alles door elkaar. Voeg dan in een dun straaltje de zonnebloemolie toe en trek de staafmixer langzaam omhoog. Er ontstaat een lobbige slasaus. Als je het lekker vindt, kun je wat verse kruiden of een eetlepel yoghurt toevoegen. De slasaus kun je ongeveer een week in een weckpot in de koelkast bewaren.
• Bak de kaantjes (runderspekjes) of gewone spekreepjes krokant uit.
• Serveren
• Serveer de sla met de gegrilde kant naar boven. Geef de sla een lekker jasje van de heerlijke slasaus. Verdeel daar de gegrilde lente-ui overheen samen met partjes ei en de uitgebakken kaantjes. Garneer met wat verse peper.