Bereiding

• Was voor de compote de rabarber en snijd in stukken van 2 tot 3 centimeter. Plet de kardemompeulen in de vijzel, peuter het zwarte zaad eruit. Gooi de groene peulen en eventueel bruin en droog zaad weg. Vijzel het zwarte zaad tot poeder. Rasp het stuk gember met een fijne, scherpe rasp tot pulp. Rasp daarna de schil van 1 sinaasappel en pers ze allebei uit.
• Doe de rabarber in een pan samen met de vermalen kardemom, de helft van de gemberpulp, de sinaasappelrasp, het sinaasappelsap, de steranijs, een snuf zout en de kokosbloesemsuiker. Breng aan de kook en laat op laag vuur onafgedekt in zo’n 10 minuten zacht worden. Kook de rabarber niet helemaal stuk, de compote moet beet hebben.
• Kook de quinoa volgens de aanwijzingen op de verpakking gaar.
• Dop intussen de tuinbonen en haal de boterbonen af. Zet een pan met weinig water op en kook hierin eerst de boterbonen beetgaar. Neem ze met een schuimspaan uit de pan. Kook nu de tuinbonen een paar minuten en giet ze af. Dubbeldop de tuinbonen. Hele verse tuinbonen hoef je niet dubbel te doppen. Meng de groenten door de quinoa.
• Hak voor de dressing de koriander fijn en snipper de sjalot. Meng in een kom met de resterende gemberpulp, de rodewijnazijn, een snuf zout en de olijfolie. Meng de dressing door de quinoasalade.
• Pluk de makreel in stukken. Serveer de quinoasalade met de makreel en de rabarbercompote.